Een breed spectrum

In 2008 had ik mijn eerste kennismaking met een jongeman (28) met autisme. Hij had geen verbale communicatie, veel repetitief gedrag, snel overprikkeld, maar maakte prachtig oogcontact! Terwijl het klassieke beeld juist schetst dat een autist weinig en moeizaam oogcontact maakt.

Ik was meteen gepakt door zijn manier van contact maken. En gefascineerd keek ik toe hoe hij in het leven stond. Hoe dingen volgens hem soms anders moesten staan, zoals de knijp fles van de honing op de ontbijttafel. De dop moest altijd aan de bovenkant zitten, ongeacht of de fles dan op z’n kop staat of niet. 

Ik heb die drang ook dat dingen op een bepaalde manier moeten. Handdoeken die op een bepaalde manier gevouwen moeten worden, alleen dan klopt het in mijn hoofd en dat geeft rust. Maar anders dan hij, kan ik het wel doorbreken en mezelf bedwingen om niet de hele stapel opnieuw te vouwen, maar dat maakt me enorm onrustig en kost veel energie.

Hoewel ik de jongeman niet meer vaak zie, maken we altijd weer even contact met de ogen en een kleine aanraking van de vingertoppen als we elkaar weer zien en dan lachen we naar elkaar. Een stukje herkenning denk ik op datzelfde brede spectrum…